Bijdrage begroting 2016
Onlangs was in Binnenlands Bestuur de uitspraak te lezen dat ‘In de huidige begrotingssystematiek er te veel automatismen zijn die de raad op achterstand zetten.’ En: ‘Tegenwoordig zijn er vaak nog maar enkele raadsleden die een begroting kunnen lezen en kunnen begrijpen.’
Ze zijn afkomstig van prof. Douwe Jan Elzinga en er is iets bij voor te stellen, ook al is de leesbaarheid van de financiële stukken van Ommen toegenomen. En ‘begrijpen’ is ook niet alles tot in detail willen en moeten weten.
Na eerste lezing van de stukken zag de fractie van de ChristenUnie geen aanleiding tot het stellen van technische vragen. Het gaat ons om de grote lijnen.
En dé grote lijn is de financiële toekomst van Ommen voor de komende jaren. Die toekomst baart ons erg veel zorgen. Maar van een sociaalchristelijke partij mag worden verwacht dat we uitspreken dat wij in alles afhankelijk zijn van onze God. Daarbij hebben wij als rentmeester onze verantwoordelijkheid in het hier en nu.
De begroting meldt in de inleiding het streven naar een structureel sluitende begroting. Zonder ons te willen verliezen in een woordspelletje, slaagt dit streven in elk geval al niet en dat vormt voor de ChristenUnie een moeilijk te nemen horde. Met het nodige geschuif en doel redeneren/rekenen is de begroting 2016 en volgende jaren qua structurele mutaties sluitend. We verwijzen hierbij naar bijvoorbeeld de Hoofdlijnen van de begroting waar voor 2016 is afgezien van een generieke prijsstijging van 0,75%. Waarom? In verband met een structureel sluitende begroting. Bedoeld is, een structureel begrotingssaldo. Het totaalbeeld, dus inclusief de incidentele mutaties ofwel het Begrotingssaldo 2016 legt de financiële kwetsbaarheid van Ommen bloot. De toon van de begroting is wel bijzonder positief als je de komende jaren een fors tekort verwacht. Het zou ons wat waard zijn, als we de tering meer naar de nering durven zetten. Natuurlijk gaat onderwijs ons ter harte, maar ambitieuze plannen zoals Kindpleinen zouden we willen temporiseren om eerst meer vlees op de botten te krijgen. En bij “ambitieus” denken wij niet aan de inhoud van de plannen, maar aan de financiële claim op onze middelen.
Bij de voorgelegde plannen gaat het om een forse ingreep in de reserve dekking kapitaalslasten. Wat als deze dekkingsreserve toch nodig blijkt te zijn? Dan is niet alleen Leiden in last dunkt ons. “Omdat de grondexploitaties er goed uitzien, zijn de risico’s met betrekking tot de grondexploitatie verminderd.” Waarop is deze waarneming gebaseerd? Op een indruk en op een verwachting dat er positieve resultaten kunnen worden geboekt. Wij zijn niet zo positief gestemd en zien ook hier een reëel financieel risico.
Het industrieterrein De Rotbrink kan in dit verband niet onvermeld blijven. In de voorliggende stukken komt De Rotbrink niet uitvoerig in beeld. De kans bestaat, zo vermeldt de begroting 2016, dat vanaf 2017 de rentelasten voor rekening van de gemeente gaan komen. En als de lasten gaan afwijken? Bijvoorbeeld omdat de economie later aantrekt? In elk geval zouden die kosten toegerekend moeten worden aan de kavelprijs en hoe verkoopbaar wordt De Rotbrink dan?
Als we de bedragen die met de Rotbrink gemoeid zijn, op een rijtje zetten (wij komen op bijna 11 mio) en we mogelijkerwijs tot nakoming van onze verplichtingen moeten komen, dan hebben we een gigantisch probleem.
Er komt onderzoek naar het vergroten van de gebruiks- en afzetmogelijkheden op basis van nader (planologisch) onderzoek in een visie en/of een aangepast bestemmingsplan. Maar toch… het blijft voor ons een financieel risico.
Uit de begroting blijkt daarnaast dat in de jaarrekening van 2014 de Rotbrink nog voor € 12,4 mio aan voorraden (= te ontwikkelen grondposities) op de balans heeft staan. Dit staat ongeveer gelijk aan de leningen die de Rotbrink uit heeft staan. Het is maar zeer de vraag in hoeverre die 12,4 mio aan grondposities accuraat is.
Dat wij nieuwe taken hebben gekregen door de decentralisaties is overduidelijk. Dat de zorg er niet minder om is, ook. En dat bedoelen dan in twee betekenissen. Ten eerste hebben we onze zorgen over de betaalbaarheid van de zorg. Budgettair neutrale bekostiging is het uitgangspunt van Ommen. We waarderen de instelling van egalisatieposten om fluctuaties op te kunnen vangen. Maar bij onzekerheid over toekomstige budgetten ligt ook hier een zeker risico.
En de tweede betekenis betreft de nieuwe ontwikkelingen die we zien bij de toenemende druk op mantelzorgers. Al was het alleen al omdat die zelf niet altijd weten dat zij functioneren als mantelzorger. Dat wordt pas duidelijk doordat een groter beroep op deze categorie wordt gedaan. De ChristenUnie zal de ontwikkelingen in de praktijk blijven volgen, zeker nu behoorlijke verlagingen voor de Jeugdzorg, de begeleiding en dagbesteding van mensen die langdurige zorg nodig hebben, en voor de sociale participatie van mensen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt, al zijn voorgesteld.
We wijzen op een ander financieel risico. Op 22 september is de wet Vergunningverlening, toezicht en handhaving aangenomen (VTH) in de Tweede Kamer. Dat betekent voor onze netwerk-RUD dat de juridische basis zal moeten worden herzien. In plaats van de tegenwoordige netwerkorganisatie moet de Regionale UitvoeringsDienst IJsselland een 'Gemeenschappelijke Regeling' (d.i. een fysieke RUD) worden.
In zijn schriftelijke beantwoording geeft het college aan, dat het er nog op terugkomt in 2016, maar daarmee blijft het natuurlijk nog wel een te verwachten extra kostenpost.
In hetzelfde verband vragen we ons af of het Handhavingsuitvoeringsplan (HUP) 2016 al is vastgesteld. Zo nee, dan wordt hier een klassieke fout gemaakt. Het HUP wordt nu opgesteld op basis van de begrote kosten uit de begroting in plaats van de wettelijk verplichte wijze van risicobeoordeling. Niet het risico dat de gemeente loopt is nu bepalend, maar het budget dat voor handhaving beschikbaar is en dat lijkt ons de omgekeerde wereld.
Ook de ChristenUnie heeft Veiligheid hoog in het vaandel staan. Over De Veiligheidsmonitor (VM) lezen we dat het een jaarlijks terugkerend bevolkingsonderzoek naar veiligheid, leefbaarheid en slachtofferschap is, zij het dat dit door gebrek aan menskracht in 2015 niet kon worden uitgevoerd. Maar dit is slechts een meting.
Artikel 38b Politiewet bepaalt dat gemeenten minimaal eens in de vier jaar (in een Integraal VeiligheidsPlan) doelen vaststellen op het terrein van veiligheid. De concrete vertaling van het IVP vindt jaarlijks plaats in een jaaruitvoeringsplan (JUP).
De wetgever geeft geen volledig antwoord op de vraag aan welke kwaliteitseisen zo’n IVP moet voldoen.
Het CUP vermeldt dat prioriteiten moeten worden gesteld binnen het integraal veiligheidsbeleid 2015-2018 gemeente Ommen. “In deze raadsperiode dient een integraal veiligheidsplan te worden vastgesteld, waarin de prioriteiten t.a.v. veiligheid worden opgenomen. Dit integrale veiligheidsplan wordt voorbereid met de ketenpartners en in het voorjaar van 2015 voorgelegd aan uw raad. De in het coalitieprogramma opgenomen onderwerpen vormen onderdeel van de prioriteiten.”
Wanneer breekt voor het college voorjaar 2015 aan? In de voorliggende stukken lezen we ook niets over het IVP.
We lezen in de begroting krachtige uitspraken over kunst en cultuur. “Kunst en cultuur kan worden ingezet om een toppositie op het terrein van recreatie en toerisme te behouden. Maar kunst en cultuur is niet alleen vanuit toeristisch-recreatief oogpunt waardevol. Zo draagt kunst en cultuur bij aan de ontwikkeling van mensen en verhoogt deelname aan culturele activiteiten de maatschappelijke betrokkenheid.” Onze conclusie naar aanleiding van de verwerking van een slecht verlopen raadsbesluit: behalve voor het Nationaal Tinnen Figuren Museum.
Over de verbonden partijen lezen we dat deze voor Ommen in drie categorieën kunnen worden ingedeeld: Gemeenschappelijke regelingen, deelnemingen in verenigingen en stichtingen, en deelnemingen in vennootschappen. Wij vroegen ons af tot welke categorie de RUD IJsselland moet worden gerekend.
Tot slot van onze bijdrage in eerste termijn willen we aandacht besteden aan Ommen Oost/De Vlierlanden en het Havengebied Oost fase 2.
De rentelasten voor deze gronden komen wel bij de boekwaarde. De m2 bedragen die nu al gelden voor bijvoorbeeld het Havengebied, zijn vrij hoog. Wij vragen ons af of deze gronden door de verhoging van de boekwaarde per jaar niet onverkoopbaar worden. Of zien we hier een nieuw financieel risico ontstaan door nodig gebleken afwaardering?